Na de Reformatie daalde het aantal nonnen aan het eind van de 16e eeuw tot vier, zodat de koordienst niet meer 'naar behoren' kon worden uitgevoerd. Het klooster werd verwaarloosd en het habijt werd geminacht. Maar aan het begin van de onrust van de Dertigjarige Oorlog, waarin het klooster tijdelijk zijn toevlucht zocht in Keulen, kwam er een einde aan het morele verval van het klooster.
Een triest hoofdstuk in de geschiedenis van het klooster in de 18e eeuw was de economische achteruitgang veroorzaakt door slecht beheer en verspilling. De secularisatie van 1803, die leidde tot de opheffing van de geestelijke bezittingen, werd dan ook niet betreurd door de overgebleven nonnen. Het kleine klooster verliet vrijwillig het klooster, dat te koop stond. De koper van de slechte gebouwen was de inwoner van Drolshagen, Theodor Alterauge. De stad kocht het kloostergebouw, dat in 1844 nog niet was afgebroken en op dat moment nog intact was, voor 4.250 thalers. De kamers werden gebruikt als school. Het gebouw, dat in 1987 volledig werd gerenoveerd, huisvest nu de gemeentelijke bouwadministratie en de muziekschool. De gewelfde kelder wordt voor verschillende doeleinden gebruikt: Kunsttentoonstellingen maar ook huwelijksceremonies en VHS-evenementen. Op de bovenste verdieping bevindt zich een populaire muziekzaal.
Het oude klooster in Drolshagen is sinds 1844 eigendom van de stad en huisvest tegenwoordig de gemeentelijke bouwdienst en de muziekschool. De "Eichener Mühle", een voormalige banmolen, en het oudste huis van de stad op de hoek van de Alter Hagen zijn nog steeds te zien vanaf het voormalige landgoed van het klooster. Een bijzonder juweeltje is de Romaanse basiliek St. Clemens met overblijfselen van schilderingen uit de overgang van de 10e naar de 11e eeuw.
Kan alleen van buitenaf worden bekeken - gewelfde kelder open voor tentoonstellingen tijdens de vakantie.
Tekst: Drolshagen Marketing e. V.